Het raadselachtige Amerika
Geplaatst: 04 apr 2010, 15:19
Stukje uit het FD van gisteren, geschreven door een emeritus hoogleraar sociologie
-----------------------------
Sedert 1963 kom ik regelmatig in de Verenigde Staten, soms een paar keer per jaar, maar ik moet bekennen dat ik het land en zijn bewoners niet begrijp. Dat maakt ze ook zo fascinerend. Wat mij in de grote steden meteen opviel, was de enorme etnische diversiteit. Toen ik in augustus 1963 voor het eerst door Manhattan liep, fascineerde het mij bovenal dat er alle mensensoorten die de aardbol kent door elkaar liepen: zwart, bruin, blank, rood, geel. Eerst dacht ik dat het inderdaad een smeltkroes ('melting pot') was, maar sociologen maakten mij al gauw duidelijk dat dit een verkeerd beeld was. Hoewel allemaal Amerikanen - vaak op het overdrevene af - vormen ze toch hun eigen groepen met hun eigen organisaties en instituties, vaak ook met hun eigen buurten. Amerika, zei men mij, is geen smeltkroes, maar een mozaïek: allemaal stenen en steentjes met verschillende kleuren, maar tezamen toch een eenheid: 'e pluribus unum', niet een eenheid in, maar uit verscheidenheid. Overigens is dit hoofdzakelijk een grootstedelijk fenomeen, op het immense platteland in het midden en noorden zijn de mensen immers dominant blank.
Verwarrend heb ik altijd de tegenstellingen gevonden. Amerika is een land van immense rijkdom en immense armoede. De musea, theaters en concertzalen bieden een toppunt van schoonheid en creativiteit, tegelijkertijd is het ook het land van ordinaire kitsch en in vele opzichten het dieptepunt van wat lelijk en afzichtelijk is. De oorsprong van Amerika was een democratische revolutie tegen de in die tijd bij uitstek ondemocratische Britten, tegelijkertijd staat de democratie er permanent onder druk van een extreem-rechts, antidemocratisch populisme. De president is de machtigste man ter wereld, maar, zoals ook Obama weer moet ervaren, de meeste Amerikanen, zeker als ze aanhangers van de Republikeinse Partij zijn, hebben een hekel aan Washington, waar de president welhaast de verpersoonlijking van is. Van de spanning tussen een gecentraliseerd 'top-down'-beleid en een gedecentraliseerde 'bottom-up'-politiek is de Amerikaanse samenleving doordesemd.
Soms barst die uit haar voegen, zoals nu met de vehemente reacties tegen Obama's hervorming van de gezondheidszorg. Hij mag dan de desbetreffende wet nipt door het Congres gekregen hebben, de problemen met de invoering ervan zullen gigantisch zijn. De - soms extreem- - rechtse krachten zullen alles op alles zetten het proces te verstoren. Daarbij kunnen ze rekenen op de steun van vele Amerikanen die bang zijn voor 'big government', 'public spending' en het spook van een verzorgende staat, een 'nanny state'. Voor een West-Europeaan, zeker voor een Nederlander, is dat moeilijk te begrijpen.
In West-Europa bestaan vele oordelen over Amerika, die niet zelden het karakter van een cliché hebben. Ik heb inmiddels de conclusie getrokken dat al deze oordelen - zowel de positieve als de negatieve - juist zijn, maar dan moet je ze allemaal tegelijkertijd uitspreken en aanhangen. Tegenover ieder positief punt staat een negatief punt. Neem de wetenschappen. Amerika heeft verreweg de beste universiteiten en levert ook steeds de meeste Nobelprijswinnaars op. Tegelijkertijd is het het land van de grootste domheid en achterlijkheid als het gaat om morele en politieke oordelen. Wat informatievoorziening betreft zijn er journalistieke parels als The New York Times of The Wall Street Journal, maar daarnaast is er een zee van plaatselijke kranten en krantjes die nauwelijks informeren over wat er buiten eigen stad of dorp gebeurt.
Natuurlijk zijn er ook vooroordelen die pertinent onjuist zijn. Zo begrijpen vele Nederlanders niet dat Amerikanen in de omgang informeel zijn (je bijvoorbeeld meteen bij de voornaam aanspreken en zo ook aangesproken willen worden), terwijl er daaronder een bijzonder soort hoffelijkheid heerst die menig botte Nederlander niet opvalt. Het 'u' kent de Engelse taal niet, maar in Amerika is het dan juist bon ton om niet zomaar 'yes' te zeggen, maar 'yes sir' en 'yes madam'. Mij valt ook in krantenverslagen op dat criminelen weliswaar met naam en voornaam genoemd worden, maar er staat altijd Mr. voor de achternaam. Holleeder zou daar altijd vermeld worden als Mr. Holleeder, uitgesproken als Mister Holleeder. Als je ziet hoe grof we tegenwoordig onder het mom van 'gewoon doen' met elkaar omgaan, zouden we op dit punt aan de meeste Amerikaanse burgers een voorbeeld kunnen nemen.
-----------------------------
Sedert 1963 kom ik regelmatig in de Verenigde Staten, soms een paar keer per jaar, maar ik moet bekennen dat ik het land en zijn bewoners niet begrijp. Dat maakt ze ook zo fascinerend. Wat mij in de grote steden meteen opviel, was de enorme etnische diversiteit. Toen ik in augustus 1963 voor het eerst door Manhattan liep, fascineerde het mij bovenal dat er alle mensensoorten die de aardbol kent door elkaar liepen: zwart, bruin, blank, rood, geel. Eerst dacht ik dat het inderdaad een smeltkroes ('melting pot') was, maar sociologen maakten mij al gauw duidelijk dat dit een verkeerd beeld was. Hoewel allemaal Amerikanen - vaak op het overdrevene af - vormen ze toch hun eigen groepen met hun eigen organisaties en instituties, vaak ook met hun eigen buurten. Amerika, zei men mij, is geen smeltkroes, maar een mozaïek: allemaal stenen en steentjes met verschillende kleuren, maar tezamen toch een eenheid: 'e pluribus unum', niet een eenheid in, maar uit verscheidenheid. Overigens is dit hoofdzakelijk een grootstedelijk fenomeen, op het immense platteland in het midden en noorden zijn de mensen immers dominant blank.
Verwarrend heb ik altijd de tegenstellingen gevonden. Amerika is een land van immense rijkdom en immense armoede. De musea, theaters en concertzalen bieden een toppunt van schoonheid en creativiteit, tegelijkertijd is het ook het land van ordinaire kitsch en in vele opzichten het dieptepunt van wat lelijk en afzichtelijk is. De oorsprong van Amerika was een democratische revolutie tegen de in die tijd bij uitstek ondemocratische Britten, tegelijkertijd staat de democratie er permanent onder druk van een extreem-rechts, antidemocratisch populisme. De president is de machtigste man ter wereld, maar, zoals ook Obama weer moet ervaren, de meeste Amerikanen, zeker als ze aanhangers van de Republikeinse Partij zijn, hebben een hekel aan Washington, waar de president welhaast de verpersoonlijking van is. Van de spanning tussen een gecentraliseerd 'top-down'-beleid en een gedecentraliseerde 'bottom-up'-politiek is de Amerikaanse samenleving doordesemd.
Soms barst die uit haar voegen, zoals nu met de vehemente reacties tegen Obama's hervorming van de gezondheidszorg. Hij mag dan de desbetreffende wet nipt door het Congres gekregen hebben, de problemen met de invoering ervan zullen gigantisch zijn. De - soms extreem- - rechtse krachten zullen alles op alles zetten het proces te verstoren. Daarbij kunnen ze rekenen op de steun van vele Amerikanen die bang zijn voor 'big government', 'public spending' en het spook van een verzorgende staat, een 'nanny state'. Voor een West-Europeaan, zeker voor een Nederlander, is dat moeilijk te begrijpen.
In West-Europa bestaan vele oordelen over Amerika, die niet zelden het karakter van een cliché hebben. Ik heb inmiddels de conclusie getrokken dat al deze oordelen - zowel de positieve als de negatieve - juist zijn, maar dan moet je ze allemaal tegelijkertijd uitspreken en aanhangen. Tegenover ieder positief punt staat een negatief punt. Neem de wetenschappen. Amerika heeft verreweg de beste universiteiten en levert ook steeds de meeste Nobelprijswinnaars op. Tegelijkertijd is het het land van de grootste domheid en achterlijkheid als het gaat om morele en politieke oordelen. Wat informatievoorziening betreft zijn er journalistieke parels als The New York Times of The Wall Street Journal, maar daarnaast is er een zee van plaatselijke kranten en krantjes die nauwelijks informeren over wat er buiten eigen stad of dorp gebeurt.
Natuurlijk zijn er ook vooroordelen die pertinent onjuist zijn. Zo begrijpen vele Nederlanders niet dat Amerikanen in de omgang informeel zijn (je bijvoorbeeld meteen bij de voornaam aanspreken en zo ook aangesproken willen worden), terwijl er daaronder een bijzonder soort hoffelijkheid heerst die menig botte Nederlander niet opvalt. Het 'u' kent de Engelse taal niet, maar in Amerika is het dan juist bon ton om niet zomaar 'yes' te zeggen, maar 'yes sir' en 'yes madam'. Mij valt ook in krantenverslagen op dat criminelen weliswaar met naam en voornaam genoemd worden, maar er staat altijd Mr. voor de achternaam. Holleeder zou daar altijd vermeld worden als Mr. Holleeder, uitgesproken als Mister Holleeder. Als je ziet hoe grof we tegenwoordig onder het mom van 'gewoon doen' met elkaar omgaan, zouden we op dit punt aan de meeste Amerikaanse burgers een voorbeeld kunnen nemen.